Wim Geelhoed (Zoutelande 3 april 1939) startte in 1962 zijn eigen judoschool, Sportschool W Geelhoed. De toen drieëntwintigjarige Zeeuw was al drie jaar docent bij Felix Janssens geweest in Bergen op Zoom, bij wie Geelhoed op zijn veertiende begon met judo en Jiu Jitsu. Nu, meer dan zestig jaar later judoot Geelhoed nog steeds. Zijn visie op het judo wijkt af van die van alle anderen, vaak niet begrepen, maar door zijn opvolger Tonny Mulder als geniaal bestempelt. Samen hebben zij aan duizenden mensen lesgegeven, en een brede geheel eigen kijk ontwikkeld op het judo: Judo 2.0.
Geelhoed is het zesde kind uit een boerengezin van 11 broers en 5 zussen. In 1944 werd het gezin door de onderwaterzetting van Walcheren gedwongen huis en haard te verlaten. De familie was dakloos en leed honger, op zoek naar eten zwierven ze in en rond Bergen op Zoom. Alleen gefocust op overleven. In de hongerwinter die volgde stond zijn moeder er alleen voor, er werden bloembollen en boomwortels gegeten. De omstandigheden kostten drie broers het leven.
Toen Geelhoed veertien was, kwam hij via zijn oudere broers terecht bij bokstrainer Felix Janssens. Janssens was één van de judo pioniers van Nederland. Naast het boksen, begon Geelhoed samen met drie broers aan judo en jiu jitsu. Knokken deden de acht overgebleven broers natuurlijk wel vaker met elkaar, maar nu mocht het ook. Er ging een wereld voor hen open. In die tijd was judo vechten. Geelhoed bleek daar erg handig in te zijn. Al snel deed hij mee aan wedstrijden, die toen nog op bandkleur werden gehouden. Binnen een jaar trainen werd Geelhoed tweede van Nederland bij de gele banden. ? Ook zijn broer Evert was een echte vechter, hij was al snel Nederlands kampioen in zijn categorie.
Op het Nederlands kampioenschap voor teams, kwam Geelhoed als groene bander uit tegen Hein Essink, die toen al europees kampioen was. Hij kon de wedstrijd tegen Essink onbeslist houden en daarmee als team Nederlands kampioen worden. Zijn prestaties brachten hem tot de kernploeg samen met onder andere Ruska, Geesink, de gebroeders Snijders, Gouweleeuw, Makaaij, Essink en vd Pol. Internationaal heeft hij onder andere geknokt tegen George Kerr en Ferdinand Mibach. Beide helaas op beslissing, volgens Geesink onterecht, verloren. De bezieling van Geelhoed kwam volledig uit hemzelf, zijn ouders hebben hem nooit zien judoën, laat staan gepusht.
NK, Kurhaus Scheveningen, alle categorieën, Anton Geesink van de judobond aan de ene kant en Willem Ruska van de N.A.J.A., Nederlandse Amateur Judo Associatie, aan de andere kant van het schema. Ruska vocht zich naar de finale toe en trof Geelhoed aan in de halve finale. Qua gewicht, lengte en kracht was Geelhoed geen partij voor Ruska, toch wist hij met zijn gevoel voor moment Ruska plat op de rug te werpen. De scheidsrechter gaf direct een ippon. Voordat de winnaar werd aangewezen, zijn alle scheidsrechters bij elkaar gekomen. In een vijf minuten durende discussie werd er besloten dat de ippon een wazari werd. Beide mannen moesten verder vechten. Dat laatste heeft Geelhoed niet gedaan, hij had duidelijk laten zien dat hij op dat moment de meerdere was. Als protest heeft hij zich laten werpen in een wazari en zich laten pakken in een houdgreep. Onder luid protest van het publiek bleef Geelhoed rustig onderop liggen, in de overtuiging dat het doorgestoken kaart was en hij niet mocht winnen. Er moest gewoon een finale komen tussen Geesink en Ruska, tussen de twee judobonden die toen bestonden.
Geelhoed werd op twintigjarige leeftijd docent bij Felix Janssens. Met zijn instelling van vechten trok hij aanvankelijk volle zalen, maar vele bleven niet omdat er vaak blessures optraden. Als wedstrijdjudoka die zich niet blesseerde, haalde hij zijn schouders op. Geelhoed zag niet direct in dat zijn wedstrijdmentaliteit die in zijn lessen de bovenhand voerde, niet voor iedereen was weggelegd. Toen hij in 1962 zijn eigen sportschool begon, Sportschool W Geelhoed, kwam al snel het besef dat hij niet op die manier kon doorgaan met lesgeven. Judo “slachtoffers” die afhaken, daar valt niet van te leven. Het moest dus anders. En dat vindt Geelhoed nog steeds.
De opleiding judoleraar volgde Geelhoed bij Ge Koning. Hij zat daar in de klas met onder andere Chris de korte. Van nature viel Geelhoed op zijn voet in plaats van op zijn platte zij, dat laatste is nu nog gebruikelijk bij judoënd Nederland. Hij was de eerste keer gezakt voor zijn judoleraar examen vanwege zijn afwijkende vallen en ideeën. Voor zijn herexamen heeft hij zijn tong afgebeten, zichzelf aangepast en is hij vervolgens gewoon geslaagd. Hij moest dat papiertje hebben, maar in zijn judolessen heeft hij er niets aan gehad. Tonny Mulder heeft iets vergelijkbaars meegemaakt bij het CIOS in Goes. Er lijkt dus nog niet veel veranderd.
Het lesgeven heeft Geelhoed pas echt geleerd van de kinderen zelf. Want hoe kan judo dan anders? Je gaat je aanpassen aan de behoefte van de kinderen die je op de les krijgt. Vraag en aanbod komen zo meer overeen. Wat slaat aan bij de leerlingen? Dit bleken spelvormen te zijn. Geelhoed was ervan overtuigd dat de kinderen moesten leren vechten als vorming voor het leven, dus werd het verzinnen van “vechtspelletjes” tot kunst verheven, niets was te gek. Kijk naar de kinderen, naar hun bewegen, daag ze uit in het verleggen van hun grenzen. Het potentieel uit een kind halen, dat werd Geelhoeds taak. Er werden niet alleen “vechtspelletjes” verzonnen. De motorische ontwikkeling van het kind werd ook gestimuleerd door apenkooien en zeskamp achtige spelletjes. In trainingspak voor de groep was Geelhoed verre weg van wat een judomeester hoorde te zijn. De judoschool groeide hiermee uit tot zo’n duizend leerlingen. Allen gaf hij zelfstandig les, 7 dagen per week was hij op de mat te vinden. Dit deed hij naast het bouw- en sloopbedrijf wat hij runde.
Die eigengereidheid bleek al in de familie te zitten. Zijn vader heeft ooit de krant gehaald onder de kop: De boer die eigenlijk uitvinder is. Zijn vader heeft namelijk de wentelploeg uitgevonden. Een concept dat toentertijd achter een paard gehangen werd en tijdwinst opleverde. Vandaag de dag wordt het nog steeds gebruikt achter de trekker. Ook zijn oom was uitvinder, die heeft de verstelbare schroefsleutel uitgevonden en het patent voor een paar gulden aan het bedrijf Baco verkocht. Wim Geelhoed was zelf ook innovatief in zijn lessen. Zo heeft hij de eerste dikke mat gemaakt door schuimrubber afval van autostoelen in een grote van jute genaaide zakt te proppen. Vervolgens gebruikte hij dat als landingsvlak voor bepaalde oefeningen in zijn lessen. Ook de airtumblingbaan had voordat die zelf was uitgevonden een voorganger in de achtertuin van Geelhoed. Tien opgeblazen trekker banden werden omspannen met judozeil en vormde zo een handige ondergrond voor gymnastiekoefeningen. Financieel voordeel hebben de mannen nooit gezocht en gehad, ze waren alleen bedrijvig in het verbeteren van hun werk- en leefomgeving.
Geelhoeds creativiteit viel op. In Hilversum kenden ze zijn reputatie als spelletjes bedenker inmiddels ook. Voor de T.V. programma’s zeskamp en stedenslag werd hij gevraagd om nieuwe en aparte spellen te verzinnen. Dit heeft hij enkele jaren gedaan. Wim werd ook gevraagd als docent L.O in het voortgezet onderwijs en heeft dit 10 jaar gedaan.
Bij de judobond bleef Geelhoed ook niet onopgemerkt. Toon Harks, toentertijd voorzitter van district zuid Nederland gaf Geelhoed een compliment over zijn creativiteit, hij vond dat Geelhoed op vele vlakken ver voor liep, maar gaf aan dat zolang je geen kampioen hebt, niemand je serieus neemt, laat staan begrijpt. Geprikkeld door deze opmerking, nam hij zich voor om te laten zien dat zijn kijk op motorische ontwikkeling werkte. Deze kijk was breder dan judo alleen. Terwijl Geelhoed actief bouwde aan wedstrijdjudo en wedstrijd jiu jiutsu, koos hij ervoor om ook binnen het turnen de top te bereiken. Mede omdat hij vond dat turnen een hogere en bredere motorische basis en ontwikkeling vereist. Hij heeft zijn dochter Monique Nuijten spelenderwijs getraind. Zij is uiteindelijk Nederlands kampioen turnen geworden. Als turnster van zestien jaar in de nationale ploeg had ze in 2000 als enige nationale turnster op basis van haar prestaties op WK en EK een olympisch startbewijs voor Sydney gekregen. Saillant detail is dat uitgerekend Anton Geesink als IOC gecommitteerde dit startbewijs van tafel heeft geveegd uit bezuinigingsoogpunt.
In de periode dat Geelhoed bouwde aan zijn wedstrijdjudo zijn Elisabeth Willeboordse en Jessica van der spil gestart. Beide hebben voor studie en verdere ontwikkeling Zeeland moeten verlaten. Allemaal kregen ze te horen dat ze niet konden judoën en nog veel moesten leren, hun judo was fout, alleen om het feit dat het anders was. Toch zegt Elisabeth Willeboordse jaren later in een interview, na het brons in peking, dat ze het judogevoel duidelijk van Wim Geelhoed heeft geleerd. Lindsay Wyatt, tienvoudig Nationaal kampioen jiu jitsu en tweevoudig Wereldkampioen jiu jitsu, trainde en traint nog altijd bij Sportschool Geelhoed.
In die tijd zat Geelhoed ook in de nationale jiujitsucommissie. Hij organiseerde in Nederland als eerste demowedstrijden waar deelnemers uit heel het land naar toe kwamen. Het zijn demowedstrijden, omdat jiu jitsu eigenlijk niet als wedstrijdsport te classificeren is. Wanneer je echt jiu jitsu doet, gaat er altijd één kapot. Alle vormen waarbij je regels invoert is het eigenlijke jiu jitsu verlaten. Naast demo wedstrijden, werden er ook demonstraties in De Kuip gegeven tijdens de pauze van een grote voetbalwedstrijd. De souplesse en alle mogelijke variaties binnen het jiu jitsu, maken het uitdagend om mee bezig te zijn. Een demo uit die tijd ver voor de fightingsystem en duosystem is terug te vinden op Youtube.
De jiu jitsu commissie werd uiteindelijk opgeheven. Geelhoed werd gevraagd om met Boersma en den Edel door te gaan, dit heeft hij niet gedaan. De visies van de twee mannen vond hij niet verenigbaar met die van zichzelf. Het huidige jiu jiutsu is niet de richting waar Geelhoed achter kan staan. Het is hem te stug en te statisch met te veel karate invloeden.
“Wim was een hele harde vechter, en ik herinner me dat hij vooral bijzonder handig was in het grondgevecht”
“Wim Geelhoed was een echte vechter en vocht als een leeuw. Hij was gevaarlijk van de eerste tot de laatste seconde!”
“Wim Geelhoed is de man die mij vanaf mijn 5e heeft leren judoën en die mij nu nog steeds probeert beter te laten judoën. Een eigenzinnige man, geniaal en technisch onnavolgbaar in zijn gevoel en visie op bewegen. Vroeger keihard, inmiddels zijn de scherpe randjes er wel een beetje af. Al is hij nog steeds heel fanatiek, zowel tijdens zijn eigen randori’s maar vooral ook in zijn mening over het hedendaagse judo en Jiu jitsu.”
“Wim was van enkele jaren voor m'n tijd maar eigenlijk niet moeilijk te missen. Wim was en is zoals hij zich voor deed, van de duivel niet bang. Wim was in de meeste gevallen eigenzinnig en deed wat hij zelf wilde doen. Vooral ook ’n vent die één en al sport was met groot atletisch vermogen en een conditioneel goed en sterk sterk lichaam. Een echte en mooie vechter!”
“In mijn periode van 20 jaar bondscoach voor de Nederlandse Jiu jitsu equipe, heb ik vooral intensief samengewerkt met 2-voudig wereldkampioen Lindsay Wyatt. Als Lindsay Wyatt belichaamt wat sportschool Geelhoed is, dan zou ik dat omschrijven als bescheiden maar top! Daar zou ik les willen hebben! Ze hebben zichzelf nooit op de voorgrond geplaatst en Lindsay laten excelleren naar de absolute wereldtop!”
“Een paar jaar geleden maakte ik via Tonny Mulder kennis met de heer Wim Geelhoed; een bijzondere, bevlogen, eigenzinnige en vooral vindingrijke man. Eenmaal in gesprek met deze bescheiden man, kom je tijd te kort en wil je direct aantekeningen maken. Mij bleek dat hij veel en gericht over de bewegende mens in het algemeen en over budo in het bijzonder had nagedacht en een eigen visie en methode had ontwikkeld. Vanuit natuurlijk bewegen en met het oog op veiligheid en doelmatigheid komt hij vindingrijk tot unieke methodieken en vernieuwende spelvormen die zijn gelijke niet kennen in het judo, in het uke-mi-waza in het bijzonder. Een gemis dat hij niet eerder werd uitgedaagd om dit breder uit te dragen en met vakgenoten te delen. Ik ben van mening dat collega Wim Geelhoed, hoe oud hij ook zal zijn, altijd zijn tijd jaren vooruit zal blijven en er altijd veel van hem geleerd zal kunnen worden.”
“Hoe deze man nog steeds dag en nacht bezig is met judo en Jiu jitsu blijft me keer op keer verrassen. Nog voor Billy Blanks en zijn fameuze Tai Bo, kregen wij al Jiu jitsu lessen op muziek. Nog voordat er dikke matten bestonden maakte hij ze zelf al van het schuimrubber uit autostoelen, nog lang voordat er luchtkussens bestonden of er een een airtumblingbaan was, maakte hij van opgeblazen tractorbanden, bespannen met een judozeil, zelf zo een tien meter lange “trampolinemat”. Alles zeulde hij dan ook onvermoeibaar mee naar zijn lessen op de verschillende locaties. Alle kinderen moesten immers genieten van zijn uitvindingen. De apenkooi lessen waren een waar speel, spel en sportparadijs die je uitdaagt te bewegen. Wim verzint altijd dingen die de leerlingen prikkelen om te spelen, te bewegen, hun grenzen te verleggen, plezier te maken en veel, heel veel te stoeien. Je had altijd een rooie kop en ging hunkerend naar de volgende les. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Zijn manier van het kind en hun natuurlijke bewegingsdrang centraal te stellen, tezamen met zijn feilloos oog voor wat kinderen nodig hebben in hun mentale groei naar volwassenheid, hebben mij geïnspireerd te doen wat ik nu doe.”
“Mijn vurig verlangen is dat mijn methode als een volwaardig vormend systeem erkend gaat worden. Ik voorzie dat men op een punt komt waar ze niet meer om onze visie heen kunnen. Mensen zullen inzien dat dit systeem de ideale manier is om kinderen te vormen, zowel in de breedtesport als in de topsport en ver daarbuiten. Ze zullen zien dat de lessen weer gevuld worden met leerlingen, door het plezier dat ze hebben en het zelfvertrouwen dat ze krijgen. Mensen gaan beseffen dat er minder blessures ontstaan en dat de wedstrijden attractiever worden om naar te kijken. Wellicht zullen de mensen nog eens denken: die vent was nog niet zo gek als dat hij er uitzag!”